
Jurisprudentie
AO0957
Datum uitspraak2003-12-18
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307152/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307152/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 28 juni 2001 heeft de gemeenteraad van Uithoorn het bestemmingsplan "De Kwakel 1987, vierde herziening en De Kwakel-Sportcomplex 1993, eerste herziening" vastgesteld.
Uitspraak
200307152/2.
Datum uitspraak: 18 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te Uithoorn,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2001 heeft de gemeenteraad van Uithoorn het bestemmingsplan "De Kwakel 1987, vierde herziening en De Kwakel-Sportcomplex 1993, eerste herziening" vastgesteld.
Bij besluit van 29 januari 2002, kenmerk 2001-25496, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Bij uitspraak van 12 maart 2003 in zaak no. 200201499/1 (www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling het besluit van verweerder gedeeltelijk vernietigd.
Bij besluit van 9 september 2003, kenmerk 2003-10089, heeft verweerder opnieuw beslist over de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 29 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 december 2003, waar verzoekers in de persoon van [gemachtigde] en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn namens de gemeenteraad mr. M.L.N. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en namens [derde belanghebbende] drs. J.C.E.M. Bouwens, gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan beoogt onder meer aan de oostzijde van de Noorddammerweg en ten noorden van Sportpark Amstelhof de bouw van een crematorium aansluitend aan het bestaande uitvaartcentrum naast de bestaande begraafplaats mogelijk te maken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plandeel met de bestemming “Begraafplaats en crematorium”, waarvan de goedkeuring door de Afdeling bij uitspraak van 12 maart 2003 in zaak no. 200201499/1 is vernietigd, opnieuw goedgekeurd.
2.3. Verzoekers stellen dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen en verzoeken schorsing hiervan. Zij betwisten de financiële uitvoerbaarheid van het plan voor zover dit het crematorium betreft. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2003 in zaak no. 200203751/1 (www.raadvanstate.nl) voeren zij aan dat verweerder het feit dat de informatie met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet ter inzage is gelegd met het ontwerpplan, ten onrechte heeft gepasseerd. Daarnaast achten zij de voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit beschikbaar gestelde informatie te algemeen van aard en te verouderd om de financiële uitvoerbaarheid te toetsen.
2.4. Verweerder acht het aannemelijk dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is voor zover dit betreft de bouw en de exploitatie van het crematorium.
2.5. In de uitspraak van 12 maart 2003 in zaak no. 200201499/1 heeft de Afdeling de goedkeuring van het hiervoor genoemde plandeel wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd. Daarbij heeft zij overwogen dat gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerp van het plan door het gemeentebestuur geen inzicht is gegeven in de elementen die in het onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid zijn betrokken en dat verweerder bij zijn bestreden besluit vervolgens ook geen inzicht in deze elementen heeft gegeven met als gevolg dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt op grond waarvan hij van mening is dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan voor zover dit voorziet in de bouw van het crematorium voldoende is gewaarborgd.
2.6. De Voorzitter overweegt dat het bestreden besluit strekt tot heroverweging met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2003 in zaak no. 200201499/1. Binnen het in deze uitspraak geschetste kader is verweerder, gelet op het bestreden besluit, aan de hand van de “Executive Summary” van het rapport “Feasibility study for a small-scale crematorium in the municipality of Uithoorn, The Netherlands” uit 1997 en de accountantsverklaring van 13 september 2001 nagegaan of de financiële uitvoerbaarheid van het plan in toereikende mate aannemelijk is geworden. Gelet hierop verwacht de Voorzitter niet dat in de bodemprocedure aanleiding wordt gevonden voor het oordeel dat verweerder de uitspraak van de Afdeling niet in acht heeft genomen. Binnen deze procedure ziet hij geen ruimte voor het beroep van verzoekers op de uitspraak van 3 september 2003 in zaak no. 200203751/1.
In hetgeen verzoekers ten aanzien van de financiële uitvoerbaarheid voorts hebben aangevoerd ziet de Voorzitter geen reden om aan te nemen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar kan worden geacht.
Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen grond voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure zal worden vernietigd.
2.7. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2003
176-371.